‘
Het UCLL-experiment met de studenten fysica en project kunstvakken in 6 beelden.
Drie studenten fysica en drie studenten project kunstvakken (PKV) moeten samen een educatieve activiteit ontwerpen, waarin beide vakken tot hun recht komen. Deze activiteit moeten ze vervolgens uittesten in een concrete klascontext. Inhoudelijk waren ze vrij om een thema te kiezen en een eigen didactische setting te bedenken. Om hen op weg te zetten, stellen de docenten voor om het toneelstuk Kopenhagen te lezen.
-
Een vlot begin
Kunst aan de ene kant, fysica aan de andere kant, daartussen een bank van het fysicalokaal. Op basis van een paragraaf uit het toneelstuk denken de studenten meteen aan bruikbare beelden, slides en oefeningen met leerlingen. Ze maken schetsen op papier en zoeken materiaal op het internet. Maar dan begint de spanning op te lopen. ‘Is dit niet te veel ‘fysica’?’ ‘Maar als we dit niet doen, leggen we dan niets uit over het elektron!’ ‘Is deze oefening ‘kunstig’ genoeg?’
-
Breukmoment
Het gaat niet meer! De studenten fysica kijken diagonaal met bezorgde ogen naar de aanwezige docente fysica. Tijdens de pauze belt een studente kunst onmiddellijk de docent kunst. Ze was bang dat hij het huidige voorstel niet goed zou vinden want …. niet genoeg ‘kunst’.
-
Kant-elmoment
De studenten laten hun concrete ideeën vallen. Ze gaan naar het bord en beginnen te discussiëren over wat ze juist willen laten zien aan leerlingen en waarom. Wat is de kern van de zaak? Wat kunnen ze vanuit hun vak echt niet laten vallen? Conceptueel wordt er gedacht over het eigen vak. De essentie van wat men wil doen. De studenten vinden elkaar, onverwacht, in de filosofie.
-
Nieuw plan
De studenten beslissen om het toneelstuk niet meer te gebruiken. Ze ‘ontdekken’ het onderwerp licht. Ze bedenken een algemeen educatief concept met vier fasen. Ze beginnen met de voorbereiding van een inspirerende tentoonstelling over licht. Ze voorzien een bijdrage vanuit de beide vakken waarin de grenzen tussen fysica en kunst lijken te vervagen. Dan splitsen ze de groep in twee en organiseren ze aparte workshops voor fysica en kunst. De leerlingen kunnen er dieper nadenken over licht vanuit de conceptuele dimensie van het vak. Wanneer alle leerlingen beide workshops gevolgd hebben, komen ze samen voor een slotmoment waar de leerlingen discussiëren over kunst en wetenschap.
-
Brainstorming
De studenten moeten hun activiteit vervolgens concreet vormgeven. Voor de tentoonstelling maken ze twee posters met bijdragen over licht vanuit de wereld van hun vak. De studenten fysica draaien het woord tentoonstelling om: het wordt ‘de stelling van Ten Toon’. Voor de workshops kiezen ze voor een gezamenlijke didactische aanpak gebaseerd op het filosofisch gesprek, ingezet binnen de context van het vak.
-
Try-out
De studenten maken alles klaar in de woonkamer van het internaat. De laser wordt geplaatst op een biljarttafel, licht van een geïoniseerd gas komt naast een gedicht over licht. De leerlingen komen binnen. ‘Drukke jongeren’, horen de studenten de begeleiders zeggen. Maar de studenten zijn goed voorbereid. De activiteit is gedurfd: deze vindt bijna volledig plaats in het donker! De leerlingen raken geïntrigeerd door licht als licht, en door de invalshoeken van de fysica en van de kunst. Op het einde komen veel positieve spontane reacties van leerlingen. Alleen het slot over wetenschap en kunst werkt niet zoals gepland. Maar dat is niet erg: het doel om leerlingen te laten stilstaan bij licht als een fascinerend ding uit de wereld is gelukt!
Experiment CVO Limlo deel 1
Enkele studenten in de module ‘oefenlessen’ krijgen de taak om samen één les te ontwikkelen waarin ze elk hun vakdidactiek tot hun recht laten komen. De studenten hadden reeds samen gewerkt in verschillende lesoefeningen gegeven en kenden elkaar ondertussen goed.
De ene student had een wetenschappelijke vooropleiding en zou fysica geven. De andere student kwam uit een taalkundige opleiding en zou een les Engels geven. Ze mochten zelf kiezen welke inhoud, werkvormen, media, … ze zouden gebruiken. De enige vereiste was dat ze in co-teaching een les zouden geven waarin vakdidactiek en leerplandoelstellingen uit zowel fysica als Engels aan bod zouden komen. Er werd één lesvoorbereidingsformulier en één gezamenlijke reflectie verwacht. Ze kregen enkele weken tijd om dit samen voor te bereiden. Het resultaat was een gezamenlijk gegeven les, bedoeld voor de derde graad, over ‘Eigenschappen van geluid, beschermingsmaatregelen en mogelijke invloeden op de mens’.
In de reflectie achteraf bleek de voornaamste ervaring dat ze bij deze les niet meer konden terugvallen op hun standaard lesaanpak uit de vorige oefenlessen. De student Engels zag als belangrijke meerwaarde het worstelen met wetenschappelijke teksten. De student fysica daarentegen zag de meerwaarde van Engelstalige vakliteratuur en gaf aan verbaasd te zijn over de manier waarop hij zo snel ruimte kon maken voor een klasdiscussie over de grenzen van de wetenschap.
Experiment CVO Limlo deel 2
Binnen de module DCP (Didactische Competentie Praktijkinitiatie) kregen de studenten de opdracht om samen met één of twee van hun medecursisten uit een ander vakgebied een onderwijsactiviteit uit te denken voor leerlingen uit het secundair onderwijs waarbij elk vakdomein volwaardig tot zijn recht kwam.
Bij de groepsindeling werden op vlak van diplomacombinatie bewust zowel eerder homogene als heterogene groepen gecreëerd om het verschil in dynamiek en werkwijze tussen beide groepen beter te kunnen belichten. Zo werden homogene groepen samen gesteld (groenmanagement + interieurarchitect; Voeding- en dieetkunde + farmaceutische wetenschappen) maar ook heterogene groepen (Psychologie – Kunst – Stuur- en bewegingstechnieken; Godsdienstwetenschappen – muziek – ICT; Talen + Financiën- en verzekeringswezen).
Op basis van de experimenten konden de volgende tendensen worden vastgesteld.
Bij de homogene groepen liep de samenwerking van bij het begin vlot omdat er een gedeelde interesse en een gedeelde voorkennis was. Deze groepen zochten naar een inhoudelijke overlap, die relatief snel gevonden werd. De samenwerking verliep vlot, maar leverde eerder voorspelbare resultaten op. De studenten werden niet uitgedaagd om hun eigen vakdomein vanop een afstand of vanuit een ander perspectief te bekijken, aangezien ze elkaar vooral bevestigden en de vanzelfsprekendheden binnen hun eigen vakgebied niet in vraag stelden.
Een heel ander beeld kon worden vastgesteld bij de heterogene groepen. Dat er in elk vakgebied duidelijk verschillende ‘vanzelfsprekendheden’ golden, zowel op het vlak van eigenheid, stiel, materialiteit als inhoud werd in eerste instantie als een obstakel gezien dat het samenwerkingsproces vertraagde en onzekerheden creëerde. Al snel bleek dit obstakel echter ook een positieve uitdaging en een opportuniteit te bieden.
In de confrontatie met een ander vakgebied werden de studenten uitgedaagd om hun eigen vakgebied ‘anders’ te bekijken, een nieuwe bril op te zetten, voorbij de vanzelfsprekendheden van hun eigen vakgebied te kijken. Door afstand te nemen ontdekten de studenten in hun eigen vakgebieden nieuwe toepassingsmogelijkheden die kruisbestuivingen met andere vakken/vakgebieden mogelijk maakten. Dieperliggende verwantschappen tussen vakken en vakgebieden werden zichtbaar gemaakt maakten. Ze werkten met materialen waar ze anders niet mee zouden werken, gebruikten methodes die ze niet spontaan zouden aanwenden, maar toch ook perfect binnen hun eigen vakgebied passen. Op die manier werd er bij de studenten uiteindelijk een scherper beeld van de eigenheid en de complexe gelaagdheid (op het vlak van inhoud, stiel, materialiteit) van het eigen vak gegenereerd.
Hoewel het samenwerkingsproces bij de start tijd nodig had, was de voldoening aan het einde van het experiment groot. De verruiming van het eigen gezichtsveld werd als een echte meerwaarde voor het eigen vakdomein gezien. De afstand die eerst afschrikte, werd als verdiepend ervaren.