Dingen horen spreken
Welke materialen zijn typisch voor de les van een bepaald vak? Denk aan de fysica: je ziet onmiddellijk meetinstrumenten en laboapparatuur staan, maar ook rekenmachines, werkbundels met tabellen en grafieken, computers met Excel, het bord met formules erop, het fysicaleerboek, een beamer waarmee figuren en video’s worden geprojecteerd. Welke beelden en filmpjes zijn typisch voor een les fysica? Welk boek is een typisch fysicaleerboek? Hoe ziet dat eruit? Zouden andere boeken ook kunnen passen in de les fysica? En wat maakt die boeken dan zo anders?
In de les Nederlands past een roman, een blad met een gedicht, een toneelstuk. Bij aardrijkskunde zijn kaarten, wereldbollen en google earth zeker op hun plaats. Bij biologie horen microscopen en preparaten. Horen die ook thuis in de les fysica? Stel je eens voor: een microscoop in een les Engels. Of nog: een gedicht in een les fysica. ‘Kan dat, mevrouw? Mag dat?’, vragen de studenten van de lerarenopleiding.
De concrete materialen en objecten die worden gebruikt in de les, vormen de materialiteit van het vak. Denk aan een vaklokaal muziek, een vaklokaal chemie, een vaklokaal plastische opvoeding, een vaklokaal voeding – een keuken, een vaklokaal moderne talen – een talenpracticum… Hoe verschillend!
Bestaat het vak ook buiten deze objecten? Kan men werken aan het vak in een ander vaklokaal? Met andere materialen? Wanneer is het dan nog ‘dat vak’? Ook voor onze studenten zijn de dingen van hun vak heel typisch! Hoe zorgen we ervoor dat deze materialiteit voor onze studenten geen vanzelfsprekendheid blijft?
De intense ontmoeting met een andere vakdidactiek maakt dit mogelijk! Studenten worden dan ondergedompeld in de materialiteit van een andere vakdidactiek. Deze confrontatie maakt hen meer bewust van de eigen vakdidactische materialiteit. Ze leren hun vertrouwde materialen zuiverder, conceptueler en ook anders gebruiken. Tegelijk ontdekken ze nieuwe dingen die plotseling beginnen te spreken.
Een lerarenopleiding versterkt de vakdidactiek door “te laten luisteren naar de dingen van het vak” en “nieuwe dingen voor het vak te laten spreken” via de ontmoeting met een andere vakdidactiek.